Aantekeningen |
- Goudhoeven vermeldt als losse aantekening in zijn handschrift: "Anno 1421 leefden in Swindrecht als landpoorters van Dordrecht Heijke, Pieter, Dierc en Jan van Driel Janszonen". Dirck Jansz. van Driel trad in 1421 voor het gerecht van Dordrecht op als vertegenwoordiger van zijn moeder in een zaak met betrekking tot een schuld vanwege de pacht van land gelegen in de Zwijndrechtse Waard.
Een tweetal jaren eerder had Dirc Jansz. van Driel voor het gerecht van Dordt een beslag bestreden, dat gelegd was op haver in "Broer Cleisz.hoef" in deZwijndrechtse Waard. Evenals zijn vader "Jan Jansz.die havercoper" handelde Dirc Jansz. van Driel blijkbaar in haver, of trad hij in deze zaak op namens zijn ouders. In 1423 wees het gerecht van Dordrecht vonnis in een zaak betreffende een "doorbroken vrede" tussen twee partijen. Als eerste van de vier veroordelingen die in deze zaak werden uitgesproken, werden de gebroeders Jacop Saltmansz.
Willem Saltmansz. en Aernt van Riede elk voor vijf jaar verbannen, "omdat si wetende ene vrede gebroken hebben die tusschen tween anderen genomen was". Volgens een artikel in De Nederlandsche Leeuw jrg. 1933 waren Willem van Almonde Aernt van Riede alias Almonde, Cornelis van Almonde en Jacob van Almonde de zoons van Philips Jansz.van Almonde.[Hij was beleend met land in 's-Gravenambacht(ca.1401) en Rhoon (1413) en was vermoedelijk gehuwd met een dochter van Aernt van Riede Aerntz. Hoe de broers van Almonde bij de vete betrokken waren, is onduidelijk. Als laatste van de veroordeelden werd Dirc van Driel genoemd, die voor een paar jaar werd verbannen omdat hij "boven de handvrede een mes getogen had op Wouter Willemsz.". Overigens lijkt Dirck van Driel in deze zaak slechts te zijn beschouwd als medeplichtige van zijn broer Pieter van Driel, die voor eeuwig verbannen werd omdat hij genoemde Wouter Willemsz. van Luic ter dood gebracht had. Pieter van Driel had deze doodslag begaan "boven ene hant- vrede die hi voer poirteren gheg(ron?)t hadde teghen Michiel Damaesz.". Wie deze Michiel Damaesz. precies was en wat de reden van de vete was wordt uit de vonnissen in het klepboek niet duidelijk. Directe aanleiding voor de doodslag door Pieter en Dirck van Driel was wellicht een verwonding die hun broer Heijken van Driel was aangedaan. Deze aanslag had geleid tot verbanning voor vijf jaar van Wouter Damaesz. en Cleis Damaesz., "omdat si boven den vrede Heyken van Driel gequetst habben". Vermoedelijk waren de in de vonnissen genoemde Wouter Daemesz., Cleis Damaesz., Symon Damaesz., Lauris Damaesz. en Michiel Damasz.
allen broers en vormden zij de kern van de ene partij. Laatstgenoemde, Michiel Damasz., was in 1429 landpoorter van Dordrecht"uut Zwiindrecht ende Rijerwaert". Pieter, Dirck en Heijken van Driel behoorden tot de "harde kern" van de andere partij. Het moet niet uitgesloten worden, dat Pieter, Dirck en Heyken van Driel verwanten waren van Hendrick van Driel, secretaris van de graaf van Holland (1411-1415,1432,1434), pachter van de grafelijke tol bij Gorinchem (1422-1424). Deze Hendrik van Driel werd op 2 augustus 1434 bij overdracht door Wouter Dammasz., zijn oom, beleend met een grafelijk leen in Bodegraven. Deze oom WouterDammasz., zal identiek zijn met de bovengenoemde Wouter Damaesz., die in 1423 werd verbannen omdat hij Heijken van Driel gekwetst had! Wouter Dammasz., eveneens een dienaar van de graaf (1390), was gehuwd met Aaf Damma Arnoutszdr.(1392) later met Elisabeth Florisdr.(1420). Ook genoemde Lauris Dammasz. was een grafelijk ambtenaar: hij was pachter van de Dordtse tol (ca.1403) en werd genoemd als
ontvanger van door de graaf verkochte lijfrenten (1407). Glaudemans vermeld in zijn artikel "Veten in Haarlem 1365-1416", dat een "vrede" een tijdelijke wapenstilstand tussen vetevoerende partijen was, gedurende welke onderhandelingen moesten plaatsvinden over een definitieve oplossing, de "zoen". De vetevoerende partijen werden gevormd door verwanten van het slachtoffer of de dader van het onrecht dat het begin van de vete vormde. De uitgebreidheid van de "maagschap" was gebaseerd op banden van bloed en verwantschap, waarbij de verwantschapssolidariteit zich uitstrekte via zowel de mannelijke als de vrouwelijke lijn. "Als uiterste grens van de categorie verwanten werd doorgaans gesteld: diegenen die dezelfde overgrootouders hadden als het slachtoffer of de dader; de categorie werd soms uitgebreid tot diegenen die dezelfde betovergrootouders hadden".
Gelet op de invloedrijke positie die zijn zoon Cornelis van Driel innam in de omgeving van de Hordijk, kan verondersteld worden dat Dirck van Driel na zijn verbanning in die omgeving terecht is gekomen. Een mogelijkheid zou zijn, dat Dirck Jansz. van Driel zich na 1423 gevestigd heeft in de nog nauwelijks bedijk te gebieden van de Riederwaard. In 1443 was in een van de oudste polderrekeningen van Oud-Reijerwaard wel sprake van "Dirck Jansz. dijck", maar hiermee zou een op dezelfde pagnina reeds genoemde Dirck Jansz. van Leijden bedoeld zijn.
[Zie: Drie verwante geslachten Van driel (Zuid-Hollandse eilanden, ca 1350-1650)
door C.Sigmond en K.J.Slijkerman].
|