Aantekeningen |
- Geen loon maar een naaimachine
Bron: Wim Klaassen
De jongste van de klas was ze, Corry Vlaar. Geboren op 29 september 1936. Een vlugge leerling die, zo dacht iedereen, op haar sloffen als veertienjarige het mulo-diploma in de tas kon hebben. Dat dacht ze zelf ook. Maar het zat niet mee. Ze was wat te lichtzinnig, had bovendien, meent ze, in het mondeling examen een paar keer wat minder geestdriftige examinatoren. En zie, ze zakte. Vader had gewaarschuwd dat ze geen herkansing zou krijgen. En dus werd ze ingeschakeld in de groentenhandel van de familie.
Ze herinnert het zich als de dag van gisteren. Door allerlei oorzaken, ze kent ze allemaal nog, had ze op haar eindlijst voor Frans en geschiedenis een 4, voor aardrijkskunde een 5. Wiskunde had ze aan zich voorbij laten gaan. En dus geen diploma. Ook al was ze nog jong, vader vond dat ze het niet nog een keer mocht overdoen. En wat ze in haar mulo-jaren elke zaterdag al deed, werd nu het dagelijkse werk. Met de groentenkar van vader mee naar de klanten ten noorden van de spoorlijn. Waren de worteltjes op, dan ging Corry op de transportfiets nieuwe voorraad halen.
Bevoorrecht mens
"Ik vond het leuk langs de weg Je zag veel en sprak met velen. En ik leerde de sociale kant van vader kennen. Bij grote gezinnen vroeg hij voor een bloemkool waar een vlekje aan was, maar een habbekrats." Dat vader haar niet nog een jaar mulo wilde toestaan, kan Corry wel begrijpen. "Ik was in ons gezin een bevoorrecht mens. Ik heb twee oudere zusters en die mochten niet verder leren. Ik had mijn kans gekregen en niet benut." Heeft ze er spijt van? "Nee, want wat ik geleerd heb, heeft niemand me af kunnen nemen. En ik heb er in mijn verdere leven toch veel aan gehad. Diploma of niet. En toen ik bijna achttien was, had ik toch nog een diploma, dat van de Handelsavondschool."
Poolse paardjes
Het hulpje van vader werd een kleine zelfstandige, toen een broer van Corry in dienst moest. "Ik nam zijn wijk over. Dus met de kar en twee Poolse paardjes er voor, Wodka en Riska. Je moet je voorstellen, hoe ik als 16- of 17-jarige de wijk in ging en zware kisten boven op de kar moest tillen. Later ging ik met de Geha-truck, een gemotoriseerde driewieler, waar je geen rijbewijs voor nodig had. Ik vond het prachtig met al die slagers en bakkers die ook aan het venten waren. Daar waren veel jonge knullen bij. Het was echt gezellig." Zonder voorbehoud vertelt Corry hoe ze in die tijd met haar godsdienst omging. "Ik wilde elke dag naar de kerk en ter communie. Dat was 's ochtends om half zeven opstaan, om tien voor zeven vóór de mis de communie en tien minuten later stond ik weer buiten. Er is nog een periode geweest dat ik daarna op zwemles ging. Met dooie vingers kwam ik thuis, waar ik meteen aan het werk moest. We hadden maar een bescheiden zaak. De schuur deed dienst als winkel. Toen we eenmaal de eerste snijmachine hadden, werd het toch een echt klein winkeltje."
Zuinig mens
Het was in die jaren niet abnormaal dat je werkte in het bedrijf van je ouders en daar niet bepaald royaal voor werd betaald. "Ik verdiende helemaal niets. Ik kreeg alleen zakgeld. Hoewel ik het zelfde werk deed als mijn broers, hield mijn vader me overal buiten. Met de jongens besprak hij de gang van zaken. Zij bleven van alles op de hoogte, ook van de boeken en zo. Toen ik trouwde kreeg ik van m'n ouders een naaimachine ter waarde van 500 gulden. Dat was het. Het voordeel daarvan is dat ik een betrekkelijk zuinig mens ben geworden. Ik kan nog altijd niks weggooien. Mijn kinderen hebben als scholier altijd geld verdiend met vakken vullen en een krantenwijk. Ze moesten sparen en deden dat ook. Tot hun achttiende hebben ze elk een kasboek bij moeten houden. Van mij kregen ze zakgeld."
Ze was op de mulo een gangmaker. Haantje de voorste, mond op de goede plaats, altijd klaar voor een geintje en hilarisch mee lachen bij een wat gewaagde bak. "Ik lachte wel, maar begreep er niks van. Eigenlijk was ik van al wat wij toen schuin noemden in de verste verte niet op de hoogte. Ik zal je wat vertellen. Mijn jongste zus is in 1949 geboren. Ik logeerde toen bij een tante. Die zei dat ik een zusje gekregen had. Een nichtje vroeg me of ik wist hoe kinderen kunnen ontstaan. Ze vertelde me alles in geuren en kleuren. Ik wou het niet geloven. Dat doen mijn ouders niet, zei ik."
Grote Kerk
De groentenzaak en de woning van Vlaar, het waren in die jaren kleine bedoeninkjes met weinig comfort. "We hadden geen telefoon, geen wasmachine, maar wel radio-distributie. En voor onze wekelijkse wasbeurt was er de tobbe. Van een douche kenden de meeste mensen destijds het bestaan niet eens." En zie dan nu hoe Corry Vlaar woont met haar man Siem Kok. Een riante woning met een flinke tuin en alle gemak die je je maar kunt voorstellen. Maar het is ze niet aan komen waaien. "In 1960 nam een broer de zaak van vader over. Hij vroeg Siem, werkend op een accountantskantoor, de boeken bij te houden. Na een paar jaar werd Vlaar een zelfbediening. En later kwamen er meer zaken. Onder supervisie van Siem, die z'n baan bleef houden, deed ik de administratie. Soms tot diep in de nacht. Toen er zo'n veertien Vlaar-supermarkten waren, werd Siem eigenaar van het kantoor waar hij werkte. In 1984 kwam Siem thuis. In de maatschap in onroerend goed die we samen met Wim van Vliet vormden, kochten we de Grote Kerk waar 32 appartementen in werden ingericht. "
Corry en Siem doen de verhuur en de administratie van intussen zestig appartementen. Van Vliet is verantwoordelijk voor de technische zaken. Het al op jonge leeftijd werkende meisje van toen zegt het nu zo goed te hebben dat zij en haar man zich materieel alles kunnen veroorloven. Maar de vrouw van nu die elke maandagavond spreekuur houdt voor (mogelijke) huurders, is toch nog een beetje het meisje van toen gebleven. "Ik ga regelmatig naar de kerk. En als ik in het vliegtuig of de trein stap, bid ik nog de oefeningen van geloof, hoop, liefde en berouw. Want je weet maar nooit…"
|