Vermist: Andries van den Doel
Andries van den Doel is op zijn 9e jaar (1881) begonnen als koffiekokertje (jongste opvarende) aan boord van het schip van Jan Koster. Deze Jan zou later de schoonvader van zijn dochters worden. In het laatste decennium van de 19e eeuw zijn de vooruitzichten in de visserij vanuit Middelharnis kennelijk minder geworden en elders lijkt het beter. Andries van den Doel ging in Rotterdam op de grote vaart. Hij heeft zijn oudste dochter zelfs een kaart gestuurd vanuit Archangelsk. Tot de eerste wereldoorlog ging het hem en zijn gezin waarschijnlijk redelijk goed. Na 1914 is hij werkloos geworden. De scheepvaart liep terug vanwege de oorlog. Door zijn schoonzuster en zwager Teuntje en Piet van Strien-van der Put (ook uit Middelharnis) werd hij naar IJmuiden gelokt. Eerst werd hij kolensjouwer, later opvarende op een vissersschip. Hij had al besloten weer terug te gaan naar Rotterdam. IJmuiden viel toch niet mee. Het liep echter heel anders.....
Wie kent de uitdrukking 'de dominee komt langs' niet? Velen gebruiken deze zegswijze,
als er een stilte valt. Lang niet iedereen weet, wat de achtergrond ervan is.
De uitdrukking vond zijn oorsprong in vissersdorpen. In die plaatsen kwam het helaas
regelmatig voor, dat de mannen niet meer van zee terugkeerden. Ze waren op de een
of andere manier bij hun beroepsuiroefening omgekomen. Aan de predikant de taak om
de familie het slechte nieuws te vertellen. Als men de dominee voorbij zag komen,
werd men stil. Men wachtte gespannen af: zal de dominee hier aanbellen of loopt hij
door? En als hij doorliep, bij wie zou hij zijn onheilsboodschap moeten brengen?
Gesprekken stokten in zo'n geval. De angst sloeg menigeen om het hart.
Dat moet ook het geval zijn geweest in november 1916 in een straat in het dorpje
IJmuiden, waar de familie Van den Doel woonde. Vader Andries werkte als matroos
op de logger Dahlia IJm 19. Dat schip was gewoon uitgevaren en zijn vrouw en kinderen
zullen hem ongetwijfeld een behouden thuiskomst hebben gewenst. Hoe anders is het
gegaan. In de nacht van 18 op 19 november liep Andries de wacht. Daarbij is
hij overboord geslagen en verdronken. Nooit heeft iemand een spoor van hem gevonden.
Nooit heeft iemand hem terug gezien.
De zoon van Andries, de dertienjarige Dries, zag de Dahlia met de vlag halfstok de
haven van IJmuiden binnenvaren. Hij wist direct, dat er iets fout gegaan was. Tot zijn
ontzetting zag hij dat de dominee en de ouderling zijn huis binnengingen. Het
Jaarverslag Visserijinspectie 1916, deel II, meldt op blz. 306: "19 november 1916:
Van den Doel, Andries, 44jr. matroos aan boord van de Dahlia IJM. 19, overboord
geslagen en verdronken".
Voor de weduwe van Andries, Dirkje van der Put, begon een zware tijd. Zij en haar
man hadden zo hun best gedaan een goed bestaan op te bouwen. Geboren en getrouwd op
het Zuid-Hollandse Goeree Overflakkee hadden ze hun geluk in Rotterdam beproefd.
De armoede op het eiland was zo groot, dat velen naar 'de grote stad' waren getrokken
om er een goede toekomst op te bouwen. Daar werkte Andries volgens het bevolkingsregister
als bootwerker. Het echtpaar kreeg er zeven kinderen, waarvan Adriaantje op zeer
jeugdige leeftijd overleed. In 1915 vertrok het gezin naar IJmuiden, waar Andries
in de visserij ging werken, wat hem noodlottig werd. Daar kreeg het echtpaar nog
een kind.
Dirkje bleef zonder middelen van bestaan achter. Omdat Andries was vermist en er
geen stoffelijk overschot was, kon zijn overlijden niet (onmiddellijk) als zodanig
worden geregistreerd. Een weduwe met zeven opgroeiende kinderen bleef achter zonder
een cent. Dat kwam na verloop van enige jaren wel enigszins in orde; zij kreeg een
soort weduwe-uitkering. Intussen – wat in die tijd kennelijk ook vaker gebeurde –
werd zij in een kruidenierszaak gezet. Als klant had zij o.a. boten, die bij haar
de benodigde kruideniersspullen kochten. Onder andere: de boot waar haar broer op
voer en een andere waar een zwager op voer (dat zou dus wel eens Jillis Huibrecht
van den Doel (1868 – 1942) geweest kunnen zijn. Maar ook de boot waar Andries op
had gevaren.
IJmuiden met zijn vissershaven, de monding van het Noordzeekanaal, de Hoogovens en de Atlantikwall, was voor de Duitsers van groot strategisch belang. Onder andere bouwden zij daar een enorme onderzeebootbunker, die nog steeds te zien is. Half IJmuiden is in de oorlog afgebroken. De bewoners werden geëvacueerd door heel het land. Dirkje moest eind 1942 naar het Groningse Bedum. Later is zij in Beverwijk en Zaandam ondergebracht. Eind januari 1945 – midden in de hongerwinter – besloot zij naar haar schoonzoon Cornelis Koster (en haar dochter Dirkje), die met zijn gezin (acht kinderen) in Aerdenhout was geëvacueerd, te gaan. Ondanks het gebrek aan voedsel en brandstof kon zij daar tot na de bevrijding blijven.
Tekst: Pieter Koster
Peter van den Doel
Klik hier voor de persoonskaart van Andries