Johannes, veerman op Herkingen
Johannes staat officieel te boek als veerman van Herkingen. Hij was ook winkelier. Afgaand op belastingregisters kunnen we hem plaatsen in de middenstand. Hij werd in 1806 lid van de gemeenteraad van Herkingen, in 1808 ook lid van de civiele rechtbank. Op de dag dat zijn broer Jilles de belofte een goede sluiswachter te zijn aflegde, legde Johannes eveneens de eed op het sluiswachterreglement af als bediende van de sassenier.
Het Herkingse veer onderhield toen regelmatige diensten op Veere, Colijnsplaat, Wemeldinge, De Heen, Sint Philipsland, Bruinisse, Bommenede en Brouwershaven. Vanaf eind jaren zestig van de twintigste eeuw is de Grevelingen een rustig meer. In de tijd van Johannes van den Doel was het een verraderlijke zeearm. De oversteek van Brouwershaven of Bruinisse was zelden zonder gevaar. Zonen van Johannes van den Doel werkten bij hun vader als veermansknecht. De vierentwintigjarige Jillis en de bijna drieëntwintigjarige Adrianus van den Doel verdronken in het zicht van de haven van Herkingen. Lees maar.
Op 5 februari 1822 gebeurde er met de veerhengst van
Herkingen, met de haven in het gezicht, een ramp. Zoals we hiervoor zagen, was
Johannes van den Doel, de veerschipper van Herkingen.
Twee van zijn zoons, wilden net als hun vader in het
schippersvak, en toen ze twintig werden deden ze het meeste werk aan het veer,
ging vader Johannes zich wat meer bemoeien met zijn winkeltje, en deed verder
allerlei werk aan de haven. De veerdienst werd onderhouden met een
"hengst", een houten zeilschip, platbodem met twee zwaarden,
karaktervol, een goed zeewaardig zeilschip, lang 11.20 m, breed 3.90 m, diepgang
60 cm, grootzeil 31.7 m2, fok 14,8 m2, kluiver 14,4 m2. Nogal stijle kop en wat
plomp. Een nogal buisend klein vooronder, met kachel en twee langsbanken. En,
hoewel niet officieel, waren dus veerschippers; Jilles van den Doel, geboren in
1797, vernoemd naar een broer van zijn vader, en Adrianus van den Doel, geboren
in 1799. Deze jongens kregen dan ook op 5 februari 1822, tussen de middag de
opdracht, om in Bruinisse de passagier A. Hoogstrate uit Nieuwe Tonge af te gaan
halen.
Het was slecht weer, en een februari storm was niet niks,
we weten dat maar al te goed. Besloten werd om met opkomend water (vloed) over
te steken. Alles ging goed, en de passagier kwam aan boord. Bij de terugtocht
stak de wind nog meer op, en ging ruimen naar het noordwesten.
Tot aan het bolbaken bij Herkingen - plm. 1000 m uit de wal
- ging alles goed, zeilend met halve wind en zo nu en dan wat stekend, was er
niets aan de hand. Maar vanaf het bolbaken werd het moeilijker, de wind liep
naar het noordwesten, en de jongens moesten zo hoog mogelijk aan de wind zeilen.
Maar zo'n platbodem verleiert snel, en ze konden dan ook het nauwe vaargeul niet
houden. Ze zakten wat af, en vader van den Doel zag dat alles gebeuren vanaf de
kant.
Met de armen omhoog en gillend tegen de wind, gebaarde hij
dat ze overstag moesten, om weer in de geul te komen. Ze begrepen het, maar bij
het overstag gaan sloeg de boot om, waarschijnlijk doordat een zwaard de grond
raakte. Vader Johannes spoedde zich naar de haven, kreeg een boot zeilklaar en
voer naar buiten. Maar het had te lang geduurd. De mannen hadden nog lange tijd
aan de boot gehangen maar moesten waarschijnlijk door onderkoeling los laten.
Broer Ferdinand van den Doel en zijn schoonvader Snijders, gingen de andere dag
op het gemeentehuis aangeven dat op 5 februari 1822 des middags om drie uur
verdronken waren : Jillis van den Doel, oud 25 jaar, schipper, en Adrianus van
den Doel oud 23 jaar, beiden zoons van Johannes van den Doel, veerschipper, en
Jannetje van ter Gouw.
Dat dit niet alleen bij de bevolking, en de schippers diepe
indruk had gemaakt, maar ook bij de boerenbevolking, blijkt wel uit
dit gedicht.
Ondanks het verlies van haar zonen gaf de familie Van den Doel het veermanschap
niet op. Tal van nakomelingen van Johannes kozen van de ene op de andere
generatie voor het beroep van schipper en het Herkingse veer werd nog lang
bediend door nazaten van Cornelis van den Doel.
In de 18e eeuw tijdens de onrustige patriottische tijd, toen de patriotten het
voor elkaar kregen dat prins Willem V naar het Loo moest vluchten, kochten deze
patriotten scheepjes om de diverse stromen te bewaken tegen eventuele Oranje-aanhangers.
Men kocht of huurde scheepjes om wateren als de Maasmond, Grevelingen, Haringvliet
etc. te kunnen bewaken. Onder deze scheepjes was een "Dubbele Hengst". Deze Dubbele
Hengst werd geposteerd ter hoogte van Rozenburg (Blankenburg). Zij moesten
Oranjegezinden controleren op contrabande. Het verschepen van stro was al zo'n daad
die ze afkeurden.
Tekst: Jan Gebraad
Klik hier voor de persoonskaart van Johannes
Dankzij een tip van een bezoeker van onze site, hebben we de tekst van het proces-verbaal,
dat in 1822 is opgesteld, in handen gekregen. Het stond op
de website van Gerrit van Helden (onder VIII-be). We willen het onze bezoekers
niet onthouden.
BRON: Pro Justitia (proces-verbaal uit 1822, ´in tegenwoordige taal´ geschreven).
In het jaar 1822, de 5e dag van de maand februari des namiddags te twee uren,
hebben wij Cornelis Zilver, assessor (soort assistent) van de Here Schout der
gemeente Oud- en Nieuw Herkingen, bij in des positie van gemelde Here Schout, op
bekomen bericht, dat de beide zonen van Johannis van den Doel, veerman alhier,
met name Jillis en Adrianus, met hun vaartuig van Bruinisse, bijgenaamd (Oostduiveland)
naar herwaarts over kwamen, dezelve tot op een kleine afstand van de kaaij dezer
gemeente waren genaderd, door een geweldige rukwind en onstuimige zee, met bijna
hoog water, hun vaartuig (zijnde een hengst) was omgeslagen, dat hierop, door enige
ingezetenen dezer gemeente dadelijk is beproefd om dezelve (met een ander vaartuig
te redden) doch dat alle aangewende moeite deswegen, vruchteloos was.
Dat verder des avonds om zes uren, nadat het water was afgelopen, de nodige order
zijn gesteld ten einde verongelukte personen (was het mogelijk) op te vissen.
Dat wijders de voormelde Jillis en Adrianus van den Doel, door Leendert Saarloos,
Joost Doorneheijer, Louis van Zevenbergen en Bastiaan van Helden, allen arbeider,
binnen dezer gemeente woonachtig, mitsgaders door een groot aantal ingezetenen
dezer gemeente, zijn gevonden aan het Steenwerk van de dijk der polder Klinkerland,
tegenover de woningen van Pieter Tamboer en Jan Burgen, binnen deze gemeente.
Dat alverder op de plaats waar gemeld vaartuig is omgeslagen nog is gevonden een
persoon van het mannelijk geslacht, welke gebleken is te zijn Adrianus Hoogstrate
blijkens aangespoeld certificaat van de Here Schout der gemeente Sommelsdijk, in
dato de 29 oktober 1821, fuselier bij het 1e Bataljon, 9e afd. Nationale Militie,
thans met verlof binnen Sommelsdijk aanwezig.
Dat de lijken van meergemelde Jillis en Adrianus van den Doel, bij hun ouders zijn
ingebracht, terwijl dat van Adrianus Hoogstrate is gebracht in een van de kamers
van het gemeentehuis.
Dat wij voorts vergezeld van de here Johan Philippus Kers, chirurgijn binnen deze
gemeente ons hebben vervoegd bij de lijken hier voren gemeld, ten einde (was het
mogelijk) de nodige kunstbewerking aan deze zelve te beproeven doch dat gemelde
Here Chirurgijn ons heeft verklaard niet anders te kunnen vermoeden, dan dat gemelde
personen in het water waren gestikt, hebben voorts de nog gemelde lijken, gene
tekenen van een geweldige dood.(br)
Van al het welk wij dit proces-verbaal hebben opgemaakt op jaar, maand en dag als
in de hoofde vermeld, ´t welk de deposanten naar gedane voorlezing, nevens ons
hebben getekend.
Exempt. Bastiaan van Helden, welke na te zijne geenter.....eend, verklaard heeft,
niet te kunnen schrijven of tekenen.
(Was getekend), L. Saarloos, Joost Doornheijn, Louwies van Zevenbergen, J.P. Kers,
C v.d. Zilver.
Voor copie conform: De secretaris der gemeente Oud- en Nieuw-Herkingen.