| Aantekeningen |
- De oudste gegevens stammen uit 1182 als Wolter I van Keppel in verband met Verwolde <../kastelen/verwolde.html> wordt genoemd. De heren van Keppel zijn van oudsher eigenaren van dit goed. De eerste met name genoemde heer van Verwolde is echter Derck I die zich in 1346 leenheer mag noemen van een goed Varenwolde. Derck I heet dan officieel Van Keppel van Verwolde. Derck I is een zoon van Roderick I van Voorst en Beatrix van Keppel .
erck I komt waarschijnlijk in 1326 voor als Diedrick, als hij als hulder het goed Deedingsweerde <../verdwenen/dedingsweerd.html> ontvangt ten behoeve van zijn neef Henric.
Derck I is gehuwd met Aleyd van Aeswyn. Zij krijgen in ieder geval vier zonen: Derck (II), Reynold, Wolter en Hendrik. In 1375 getuigen de vier broers bij de Zutphense landvrede.
Waarschijnlijk heeft Derck I na zijn belening op het goed een jachtslot laten bouwen, dat in latere jaren uitgroeit tot een fameus kasteel <../kastelen/verwolde.html>. Ondanks de naam die aan bos doet denken, wordt dat eerste huis in een moerassige omgeving neergezet, zodat het goed te verdedigen is. In de strijd tussen de Heekerens en de Bronckhorsten <../oorlogvoering/bronckvsheek.html> behoort Derck I tot de partij van de Heekerens en een versterkt huis kan in die tijd geen kwaad.
In 1345 wordt Derck I genoemd als richter van de Veluwe en treedt hij op als raadslid <../adel/raadskring.html> van Eleonora <../graven/eleonora.html>.
Derck II van Keppel van Verwolde, 1356-1402
Tien jaar later wordt de opvolger van Derck I, Derck II, door Sweder I van Voorst en Keppel beleend met Verwolde. In 1358 treedt hij op als raadslid voor zowel hertog Reinald III <../graven/reinaldiii.html> als Eduard <../graven/eduard.html>. In 1359 is hij getuige bij het Gelders-Kleefse verbond en in 1360 treedt hij op als leenrechter. In 1361 is hij opnieuw raad van Reinald III van Gelre. Derck II ziet van zijn vordering op hertog Eduard af in 1362. Mogelijk treedt hij in 1377 op als ambtman op de Veluwe namens hertogin Mechteld. Misschien is hij het die in 1375 in verband wordt gebracht met het goed Woltbeke. In 1380 wordt hij waarschijnlijk met het goed Dedingsweerde <../verdwenen/dedingsweerd.html> beleend.
Derck II van Keppel van Verwolde trouwt twee keer. De eerste echtgenote is niet met zekerheid bekend, maar dit kan een De Rode van Heekeren zijn. Zijn tweede vrouw is Jacoba van Hackfort. Mogelijk krijgen zij drie zonen; Derck (III), Herman, Dirk, waarvan de laatstgenoemde Dirk het goed Woltbeke in bezit heeft in 1418.
Derck III van Keppel van Verwolde, 1402-1436
Derck III wordt voor het eerst genoemd als hij samen met zijn vader van de vordering op hertog Eduard <../graven/eduard.html> afziet. Zijn broer Dirk wordt in 1405 naar dienstmans leenrecht beleend met een hof te Mingfelt bij Lochem. De andere broer, Herman, wordt in 1422 genoemd als ambtman van de heerlijkheid Diepenheim.
Wolter van Keppel van Verwolde, 1436-1488
Derck III wordt opgevolgd door zijn zoon Wolter (geboren 1400), die net als zijn vader eveneens tweemaal trouwt. Eerst met Wichmoet van Ittersum en als deze onverhoopt overlijdt, met Willemina de Rode van Heekeren. In 1436 treedt hij samen met zijn twee broers op als getuige. In 1462 treedt Wolter nogmaals op als getuige en wederom in 1469 als hij getuigt voor hertog Adolf van Gelre.
In 1472 wordt Wolter als aanhanger van hertog Adolf van Gelre uitgesloten van verzoening met de nieuwe hertog Arnold van Gelre en Bourgondië.
Derck IV van Keppel van Verwolde, 1488-ca. 1520
In 1488 wordt Derck IV met het goed beleend. Hij treedt maar liefst driemaal in het huwelijk. In 1478 met Cunegonda van Heekeren, genaamd Rechteren, in 1510 met (familiegenoot) Johanna van Keppel van de Woolbeke en tenslotte met Agnes ter Bruggen.
In 1505 verovert hertog Karel van Gelre naast de steden Groenlo en Lochem <../steden/lochem.html> ook de kastelen Bronckhorst <../verdwenen/bronckhorst.html> en Keppel <../kastelen/keppel.html>. Daar Verwolde nog altijd een leengoed is van Keppel en Derck IV de zijde van de hertog heeft verlaten, heeft de hertog kasteel Verwolde <../kastelen/verwolde.html> "mit sijner gerechticheit mijtten sweerde genomen in'd ingekregen". De hertog stelt vervolgens een ritmeester aan met enkele manschappen en laat het beschadigde kasteel herstellen. Hierbij worden de verdedigingswerken niet vergeten. Hertog Karel vindt het kasteel van grote waarde als grensvesting met het Oversticht.
Dit mag echter niet baten. De vijanden van de hertog is dit bolwerk een doorn in het oog. Op 19 april 1510 wordt opnieuw voor de poorten van Verwolde gestreden. Het zeer weerbare kasteel wordt door bisschop Frederik van Baden uit Deventer samen met Floris van Egmond en Jacob van Batenburg uit Anholt met 1600 paarden, 3000 voetknechten en 500-600 wagens belegerd. Rondom het kasteel liggen "drie grote en diepe grachten ende drie wallen, alle met hagedoren bepoot, die seer hooge ende dikke waren". De belegeraars slagen er desalniettemin in om kasteel Verwolde bij de derde aanval stormenderhand te nemen, waarop zij het tot op de grond toe afbreken. De bisschop geeft de opdracht de wallen af te graven en met het zand de grachten te dempen, zodat kasteel Verwolde niet meer als weerbare vesting zou kunnen dienen. Van deze roerige tijd zijn nog twee kogels bewaard gebleven, die in de bibliotheek van <../kastelen/verwolde2000.html>uis Verwolde <../kastelen/verwolde2000.html> worden bewaard.
In 1513 wordt Derck IV door hertog Karel in genade aangenomen. Hij krijgt zijn oude rechten terug en vrij snel daarna laat hij zijn kasteel herbouwen.
Frederik van Keppel van Verwolde, ca. 1520-1546
Frederik, zoon van Derck IV, zal de laatste mannelijke erfgenaam van het geslacht Van Keppel van Verwolde zijn. Uit zijn in 1523 gesloten huwelijk met Catharina Grubben komt alleen een dochter voort, Cunegonde. Bij haar huwelijk met Alard van Haeften komt het inmiddels tot heerlijkheid uitgegroeide goed in het geslacht Van Haeften. Na de Middeleeuwen <../kastelen/verwolde.html> blijft het kasteel bestaan, maar wordt het talloze malen verbouwd tot een buitenhuis.
Gegeven in den jair ons Heren, doen men screeff MCM ende XCIX des Sonnedages op sunte Johannes Bosco dach.
|
ca. 1320 - 1363 (~ 43 jaar)